Kleinkunst: Beneden alle peil
Beneden alle peil
(Lennart Nijgh / Boudewijn De Groot)
Je armen, liefste, zijn niet om te slaan.
Je moet je handen niet tot vuisten maken.
Je ogen hoeven niet zo hard te staan.
Ontspan die harde lijnen om je kaken.
Je lichaam lief is zacht om aan te raken.
Maar jij denkt alleen maar aan je ijdelheid.
Jij denkt alleen maar aan je eigen zaken.
En dat is toch beneden alle peil.
Bekyk jezelf en lach; jou zachte arm
Is voor mijn hoofd gemaakt om op te rusten.
Je borst als veilig kussen houdt me warm.
Maar warmer zijn de lippen die me kusten.
Zo wek jij een voor een mijn andere lusten.
Maar jij dacht aan een ander onderwijl
Met wie je zonder moeite je geweten suste
En dat is toch beneden alle peil.
Mijn liefde was de inzet voor jou spel.
Door mij liet jij jou ijdelheid graag strelen.
Je wilde niet, dan wilde je weer wel.
Ik was verblind, ik liet maar met me spelen.
Je liet je zomaar door een ander stelen.
Maar mijn geluk ging zomaar voor de bijl.
Maar mijn verdriet kon jou niet zoveel schelen.
En dat was toch beneden alle peil.
Prinsheerlijk lig jij in een anders bed.
En maakt hem met je lichaam dwaas en dronken.
Wat in geen enkel opzicht jou belet
Achter zijn rug om weer naar mij te lonken.
Bedriegen ligt nu eenmaal in jou stijl.
Je hebt je in het geheim aan mij geschonken.
En dat was toch beneden alle peil.