Kleinkunst: De nar
De nar
(Miel Cools)
Lodewijk de beduimelde
Die had een nar die mooi tuimelde, van de trappen van z'n koninklijk paleis
Maar Lodewijk de beduimelde
Verdroeg niet goed dat die nar tuimelde, van de trappen van z'n koninklijk paleis
Want zijn eigen buik die was te dik, van tuimelen had de koning schrik
En daarom dacht hij aan een koninklijk besluit, want die nar die moest eruit
Maar de kinderen van Lodewijk die hielden zo van hem
Ze hielden van z'n sprookjes en ze hielden van z'n stem
Als hij vertelde was de wereld wonder boven wonderbaar
De prinses die hij beschreef had twintig sterren in heur haar
En de prins bracht de prinses zo door z'n schoonheid in de war
Hij was zo mooi dat de kinderen zegden: Hij gelijkt op onze nar
Lodewijk de beduimelde
Die had een nar die mooi tuimelde, van de trappen van z'n koninklijk paleis
Maar Lodewijk de beduimelde
Verdroeg niet goed dat die nar tuimelde, van de trappen van z'n koninklijk paleis
Hoewel z'n vrouw de nar verdedigde, zei hij nors terwijl hij z'n beker ledigde
Ik tref nog morgenvroeg een koninklijk besluit, want die nar die moet eruit
Maar de kinderen van Lodewijk die weenden zo om hem
Ze misten erg z'n sprookjes en ze misten ook z'n stem
De koningin durfde niet wenen, ook al was heur hart zo zwaar
Zeven weken liep ze droevig zonder sterren in heur haar
Op de tinnen van de toren keek ze elke avond uit
Maar de koning dronk z'n wijn en las tevreden z'n besluit
Lodewijk de beduimelde
Die had nu geen nar meer die tuimelde, van de trappen van zijn koninklijk paleis
Want de nar die zo mooi tuimelde in 't paleis van de beduimelde, was vertrokken voor een hele verre reis
En de mensen die hem zagen gaan vroegen: Nar, waarom blinkt in jouw oog een traan
Maar de nar, hij zei geen woord en stapte voort
En misschien had hij die vraag niet eens gehoord