Kleinkunst: Een doodgewone man
Een doodgewone man
(Miel Cools)
Ik ben een doodgewone man precies als u
En wat ik doe dat vind ik niet zo erg bijzonder
Ik krijg van 't leven ook heel dikwijls op mijn donder
Ik ben een superdoodgewoon individu
Ik hou van doeken, boeken, Marsman en Peer Gynt
En ik verveel me af en toe in een museum
Maar als de zon schijnt zing ik 's morgens een Te Deum
En ik zie vlaggen in de luiers van m'n kind
Ik fluit een liedje en mijn vrouw wordt een prinses
Ik koop een ladder om haar 's avonds te gaan schaken
Om te gaan slapen heb ik een vertrouwd adres
En ik zal elke morgen nieuwe verzen maken
Wij kochten kindjes, kindjes, kindjes, ieder jaar
Om ze te tellen hielden wij een chef comptabel
Want onze liefde is roestvrij inoxidabel
En ik kreeg ridderordes van de ooievaar
Helaas, ik ben ook maar als u heel doodgewoon
Iedere maand een beetje minder slank van taille
En binnen twintig jaar waarschijnlijk een medaille
Voor veertig jaar hetzelfde op dezelfde toon
Wij hebben massa's vrienden, 't is een toffe kliek
We hebben het leven zelden uitgemillimeterd
We hebben God z'n schepping duizend keer verbeterd
En we lijden allen stuk voor stuk aan romantiek
Daarom zing ik maar weer mijn liedje van de zon
Zelfs in de winter heb ik thuis een paar Azoren
En als het sneeuwt, pluk ik papavers in m'n koren
En elke mus is voor mij charme van het chanson
Misschien vindt u mijn gek gedoe wat idioot
U leest de krant, de moorden en het bloedvergieten
Terwijl ik sterren tel en mijn vergeet-me-nieten
Mijn stukje vaderland, dat vraagt niet om m'n dood
Ik heb een wereldje van kant en broderie
U kunt erbinnen zonder duur entreeticketje
En ik verhuur u kosteloos een prettig flatje
Uw zorgenkindjes mogen zitten op m'n knie
En ik vertel ze van de blauwe krokodil
Al zijn de sprookjes ook een beetje uit de mode
Maar liever dat, dan dat van Auschwitz en de joden
Want als ik daaraan denk, dan staat mijn muze stil