Kleinkunst: Maas en Waal
Maas en Waal
(Boudewijn De Groot)
Onder de groene hemel in de blauwe zon,
speelt het blikken harmonieorkest,
in een grote regenton.
Daar trekt over de heuvels en door het grote bos,
de lange stoet de bergen in,
van het circus Jeroen Bosch.
We praten en we zingen, we lachen allemaal,
want daar achter de hoge bergen,
ligt het land van Maas en Waal.
Ik loop gearmd met een kater voorop.
Daarachter twee konijnen met een trechter op hun kop.
En dan de grote snoeshaan,
die legt een glazen ei.
Wanneer je 't schudt,
dan sneeuwt het op de Egmondse Abdij.
Ik reik een meisje mijn koperen hand.
Dan komen er twee Moren met hun slepen in hun hand.
Dan blaast er de fanfare,
ter ere van de schaar.
Die trouwt met de vingerhoed,
ze houden van elkaar.
En onder de purperen hemel, in de bruine zon,
speelt nog steeds het harmonieorkest,
in een grote regenton.
Dan trekt over de heuvel en door het grote bos,
de lange stoet de bergen in,
van het circus Jeroen Bosch.
We praten en we zingen, we lachen allemaal,
want daar achter de hoge bergen,
ligt het land van Maas en Waal.
We zijn aan de keizer van Spanje ontsnapt.
Die had ons in zijn bed en zijn provisiekast betrapt.
We staken alle kerken met brandewijn in brand.
't Is koudvuur, dus het geeft niet,
het komt niet in de krant.
Het leed is geleden, de horizon schijnt.
Wanneer de doden dronken zijn en pierlala verdwijnt.
Dan steken we de loftrompet en ook de dikke draak.
En eten 's avonds zandgebak,
op het feestje bij Klaas Vaak.
En onder de gouden hemel, in de zilveren zon,
speelt altijd het harmonieorkest,
in een grote regenton.
Daar trekt over de heuvels en door het grote bos,
de stoet voorgoed de bergen in,
van het circus Jeroen Bosch.
We praten en we zingen, we lachen allemaal,
want daar achter de hoge bergen,
ligt het land van Maas en Waal.