Kleinkunst: Malle Babbe
Malle Babbe
(Rob de Nijs / Lennaert Nijgh / Boudewijn De Groot)
Je schuimt de straten af
en volgt het dievenspoor
met schooiers en soldaten,
hun petten op een oor.
Je tilt je rokken op
en lacht naar iedere man
die in het donker wel durft
wat overdag niet kan.
En bij nacht
in de kroegen hier,
gaat je naam in het rond
bij het blond schuimend bier.
Ik ken ze een voor een,
de heren van fatsoen,
ik zal ze nooit vergeten
zoals ze jou wel doen.
Hoe vaak heb jij zo'n kop,
bezopen, stom en geil,
niet aan je borst gedrukt,
je lijf nat van zijn kwijl.
En bij nacht
in de kroegen hier,
gaat je naam in het rond
bij het blond schuimend bier.
Malle Babbe kom,
Malle Babbe kom hier,
lekker stuk, malle meid,
lekker dier van plezier.
Malle Babbe is rond,
Malle Babbe is blond,
een zoen op je mond,
Malle Babbe, je lekkere kont.
Lalalalalala.
Lalalalalala.
En zondags in de kerk
dan zit daar zo'n meneer,
stijf als een houten plank
met spijkers in zijn kop
te kijken in zijn bank.
Een zwart lakens pak
om zijn zondige lijf,
bang voor de duivel
en bang voor zijn wijf.
En zuinig een cent
in het zakje doen.
Zo koopt hij zijn ziel weer terug
en zijn fatsoen.
En jij moet achteraan
in het donker ergens staan
zoals het hoort.
Maar eens dan komt de dag,
dan luiden ze de klok,
dan draag jij witte bloemen
en linten aan je rok.
Wanneer we met elkaar
gearmd de kerk uitgaan,
wat zullen ze dan kijken,
daar denk ik altijd aan.
Als bij nacht
in de kroegen hier
ik je naam weer hoor
bij het blond schuimend bier.
Malle Babbe kom,
Malle Babbe kom hier,
lekker stuk, malle meid,
lekker dier van plezier.
Malle Babbe is rond,
Malle Babbe is blond,
een zoen op je mond.
Malle Babbe.
Lalalalalalala.
Lalalalalalala.