Kleinkunst: Nacht
Nacht
(Jan Puimège)
Ik ken de nacht waarin de juke-box huilt,
om hem te verstrooien die zich overdag verschuilt,
ik ken de zuiplap die op de stoep werd neergelegd,
de dronken zwijger die alles heeft gezegd,
de zatte vrouw die aan haar likeurtje likt,
maar zeg mij, wie ben ik.
Ik ken het loeien van de boten over 't Noorderterras,
de stilte van de stegen waar eens het leven was,
de dieven, de bandieten en het onschuldig wicht,
dat na gebruik alleen in de hotelkamer ligt,
de brave wetsdienaar en de korrupte flik,
maar zeg mij, wie ben ik.
Ik ken de pooier en ik ken de hoer,
ik ken de barmeid op de stripteasevloer,
ik ken de kroegbaas die na sluitingstijd,
nog aan de rol gaat met een lichte meid,
ik ken de vechters, helden zonder schrik,
maar zeg mij, wie ben ik.
Ik ken 't gevoel als de nacht langzaam verslapt,
de laatste vrouw met de laatste man aanpapt,
het eerste zonlicht de atmosfeer verlucht,
die hele wereld naar zijn kamer vlucht,
ik ken dat alles want ik was één van hen,
maar zeg mij, wie ik ben.