Kleinkunst: Als het schip verschijnt
Als het schip verschijnt
(Miek en Roel)
Eens komt de tijd
Dat de wind zicht nedervlijt
En z'n eeuwig golvenspel zal staken
Als het stollen van de wind
Voor een wervelstorm begint
De morgen dat het schip verschijnt
En de zee daaromheen
Spat tot zilverwerk uiteen
En de zandbank zal van woede beven
En het schip snelt naderbij
Op de maat van het getij
En de dijken zullen begeven
Ja, de vissen lachen luid
En de meeuwen schreeuwen 't uit
Het water zal van wellust dansen
En de rotsen bij het strand
Gillen de mare door het land
De morgen dat het schip verschijnt
Maar de vloeken die men roept
Naar het vurig schip verdoemd
Worden stukgewaaid nog voor ze zijn gesproken
Want de ketens van de zee
Barsten van 't geweld uiteen
En verdrinken in een kolkensliert, gebroken
Een gejuich stijgt dan op
Wijl het zeil in de top
Naar de zoom van het strand zich zal wenden
En een rode klad licht
Valt op ieders gezicht
De morgen dat het schip verschijnt
Als tapijtdons van goud
Zich het zand dan ontvouwt
Tot verlichting van hun vermoeide schreden
En de kapitein aan boord
Zal herhalen zijn woord
Dat men nooit dit uur mag vergeten
En de vijand ontwaakt
Met de slaap nog in het haar
Hij staat op van z'n bed en waant te dromen
Maar hij knijpt zich en ziet
Nee, een droom is dit niet
De morgen dat het schip verschijnt
Zijn geweeklaag klinkt luid
En hij barst in smeken uit
Maar wij schreeuwen 'jouw dagen zijn verstreken'
Een triomfstoet draagt hem mee
En men werpt z'n lijk in zee
En z'n soort is verdreven en verdwenen