Kleinkunst: Als ik zing
Als ik zing
(Willem Vermandere)
Als ik zing met 't accent van mijn streke
't Is de zee die zijn zout achterlaat
Als 'k mijn woorden soms kraak en breke
't Is de storm die de dijken slaat
't Is de wind die hier holderdebolder
Ongenadig de dorpen deurraast
En 's winters langs duinen en polder
De sneeuw in ons oren blaast
Hoort hem de straten deurjagen
Hoort zijn geklop en gebuis
Wat moe j' gie zo eindloos klagen
Gie wind die zo waait rond mijn huis
Ik herken de vertrouwde gezangen
Van vissers op 't ver Iseland
En 't vloeken en 't zeer en 't verlangen
Naar vrouwe, naar kinders en land
't Was lastig om hier t' overleven
Arm volkske, ruw en ongeschoold
Waar zijn de trimards nu gebleven
Te voete naar Frankrijk getjoold
Of voorgoed dan maar afscheid genomen
Dag vader, dag moeder, dag lief
'k Zal ooit nog wel werekomen
Uit Canada als 't God belieft
Ik zing voor u, frontsoldaten
Uit den oorlog van veertien-achttien
Van land en keuning verlaten
Zelfs uw grafsteen wierd niet ontzien
Kan een lied ooit naar eerde smaken
Kan een tale wel geuren naar gras
Zit er bloed in de kleur van een sprake
Ons vlaams, ons vlammend geel vlas
Ook voor u, mijn gestorven nonkels
Arthur en Hector, merci
Twee taaie nooit klagende kompels
In de putten van de walepays
Volk van oranje in 't noorden
Vriende, lach nie gelijk zot
Om al onz' antieke woorden
Bespaart ons uw goedkope spot
Als Holland in weelde kon leven
Wierd Vlaanderen leeggeroofd
Voor Alva was 't bibberen en beven
En knikken met gebogen hoofd
En zo is 't hier eeuwen gebleven
Onder keizer, prins of prinses
In 't Spaans of in 't Duits, om 't even
De verdrukking was onz' meesteres
Wie stond aan den bakkersoven
In de kelders van Brussels noblesse
Wie diende de heren van boven
Wie was stalknecht en wie de kokkes
Pigeon d'Or, La Couronne, l'Espérance
Was de naam alhier van 't café
Vive le roi et le vin de France
Het klonk schoner in 't Frans, santé
De cantates waren lang al vergeten
D' instrumenten nie meer bespeeld
De stemme vroegtijdig versleten
En d' handen gekloofd en vereelt
Aan Vlaanderens verstrooide kinderen
Voor den honger die u zwerven deed
Voor het heimwee dat ooit wel zal minderen
Ook aan u is mijn liedje besteed
En voor d' eeuwenlange ellende
Van mijn volk uit 't platte land
Nen klaagzang haast zonder ende
Uit dit stuk van 't oud Nederland
Maar w' hernemen nu d' oude gezangen
Dichten en zingen ongeremd
Hoort nu ons eindloos verlangen
D' instrumenten zijn were gestemd