Kleinkunst: Brussel
Brussel
(Jacques Brel / Liesbeth List)
Brussel was toen nog een bruisende stad
Brussel was toen oh la la en olijk
Brussel was toen nog een ruisende stad
Brussel en Brussel was vrij en vrolijk
Op de parkeerplaats was het vol en dol
Heren met strohoeden, zware knevels
Dames met sleepjurk en kant parasol
De paardentram schoof langs oude gevels
Op 't tramdak zaten twee mensen blij te praten
Hij, mijn opa zaliger, zij, mijn oma zaliger
Hij was sergeant-majoortje, hij zat op een kantoortje
Hij dacht niet na, zij dacht aan niets
Dus wie verwacht van mij nog iets
Oh, Brussel was toen nog een zwierige stad
Brussel was toen oh la la en olijk
Brussel was toen nog een tierige stad
Brussel en Brussel was vrij en vrolijk
Op de kasseien rond de Sinte Kathlijn
Dansen de sleepjurken en de knevels
Op de kasseien was 't een dansend festijn
De paardentram danste langs de gevels
En op 't tramdak zaten twee mensen blij te praten
Hij, mijn opa zaliger, zij, mijn oma zaliger
Hij had haar ingenomen, zij had hem laten komen
't Was vrije keus van allebei
Dus wie verwacht er ernst van mij
Oh, Brussel was toen nog een dansende stad
Brussel was toen oh la la en olijk
Brussel was toen nog een sjansende stad
Brussel en Brussel was vrij en vrolijk
In 't gaslicht rondom de Sinte Justien
Zongen de sleepjurken en de knevels
In 't gaslicht zong strohoed en crinoline
De paardetram knarste langs de knevels
En op 't tramdak zaten twee mensen blij te praten
Hij, mijn opa zaliger, zij, mijn oma zaliger
Voor hem kwam d'oorlog nader, bij haar gauw gauw mijn vader
Ze zongen als de nachtegaal
Dus wie verwacht van mij moraal
Brussel was toen nog een bruisende stad
Brussel was toen oh la la en olijk
Brussel was toen nog een ruisende stad
Brussel en Brussel was vrij en vrolijk, lijk