Kleinkunst: De soldaat
De soldaat
(Miel Cools, Tekst: Louis Verbeeck)
Een soldaat van Napoleon de Grote
was het leger grondig beu.
Hij had gestreden, gevochten en geschoten,
il voulait bien être à deux
En op een morgen was hij niet op het appel
en de sergeant riep razend kwaad : mille tonnerre
maar alle andere soldaten wisten ’t wel,
ze zegden droevig : “Hij is naar zijn pauvre mère”
Leipzich, Moskou, Petrograd, zijn heel mooie namen,
maar ik weet een kleine stad, waar wij nog nooit kwamen,
Zeven eenden in de vijver, zeven banken op de markt,
en het standbeeld van een schrijver,
en het meisje van m'n hart.
Links, rechts, één, twee, leve de sergeant
en ze wuifde met haar hand
Een soldaat van Napoleon de Grote
lag te slapen in het gras.
Hij had nog net een liedeke gefloten
waarvan 't de tekst vergeten was.
En hij droomde dat hij stierf voor ’t vaderland,
en hij kreeg postuum wel honderd dekoraties,
en ieder jaar werd er voor hem een vlam gebrand,
en zijn oude moeder leefde praktisch gratis.
Leipzich, Moskou, Petrograd, zijn heel mooie namen,
maar ik weet een kleine stad, waar wij nog nooit kwamen,
Zeven eenden in de vijver, zeven banken op de markt,
en het standbeeld van een schrijver,
en het meisje van m'n hart.
Links, rechts, één, twee, leve de sergeant
en ze wuifde met haar hand
Een soldaat van Napoleon de Grote
die ontwaakte van de kou.
In de buurt werd er plotseling geschoten,
hij zei een akte van berouw.
En hij strikte uit gewoonte aan zijn das
maar toen floot er iets en alle vogels zwegen,
en er was een heel klein gaatje in zijn jas
en een klokje klepte ergens tien voor negen.
Zeven eenden in de vijver, zeven banken op de markt,
en het standbeeld van een schrijver,
en het meisje van z'n hart.
Links, rechts, één, twee, leve de sergeant
ze had nog steeds geen ring aan de hand.