Kleinkunst: Dinska Bronska
Dinska Bronska
(De Vaganten, tekst : Karel Van den Oever, muziek : Paul Heyninck)
Haar hoofddoek was pruissisch blauw haar haar was vlasgeel
als fjordwater haar ogen blauw, ze zuchtte diep en veel.
Ze rook fel naar knoflook en ze rook ook naar spar,
ze had haar grote laarzen aan en ze hield haar vingers star.
Ze zat stil in het grote hotel bij een tafel aan het raam,
ze krabbelde een lange brief en daaronder groot haar naam,
'n haarlok viel op 'r wang en 'r tong stak uit haar mond,
het leek zeer moeilijk wat ze schreef en 't duurde eer 't er stond.
O, Dinska Bronska, vertrekt naar Canada,
de stoomboot wacht al op de kaai.
Ze las in een almanak van de Red Star Line
dat ginder in Canada de appels veel groter zijn,
het koren veel hoger, veel hoger
en geler van zonneschijn dan 't koren in Plocka!
O, ginder in Canada, daar moet het veel beter zijn!
Ze stak de pennestok in haar mond en keek in haar glas bier.
Dan dwaalden haar ogen van 't plafond naar de inktvlek op 't papier.
Ze kocht het papier voor tien centiem om de hoek in een sjofele zaak.
Ze krabbelde 'r hulploos letters op en wat inkt hing aan haar kaak.
O, Donska Bronska, vertrekt naar Canada,
de stoomboot wacht al op de kaai.
Haar vingers zijn dik en krom en ze schrijft een brief,
straks vaart ze naar Canada maar Plocka had ze lief.
Ze zucht diep Moj Boze, haar blik zoekt de vliegen
op 't geel plafond en dan weent Dinska Bronska.
Er lopen twee tranen van haar ogen naar haar mond.
O, Dinska Bronska!