Kleinkunst: Fait-divers
Fait-divers
(Miel Cools)
Hij zag haar terug in de zonlichte straat
Hij dacht bij zichzelf: kijk eens hoe ze daar gaat
Hij zag slechts haar rug, maar hij wist heel precies
Dat zijn ongetwijfeld de benen van Lies
Hij dacht weer terug aan die tijden van toen
Wat was de lucht blauw toen, wat was het gras groen
Hij wist hoe een vink toen privé voor hem zong
Ze waren gelukkig, ze waren zo jong
Twee mensen alleen in de lente
Ze hadden gewandeld, hij gaf haar een zoen
Al zei ze aanvankelijk nee, nee niet doen
Hij wist: dit was liefde met hoofdletter L
Voor haar ging hij desnoods te voet naar de hel
Ik zei reeds de lucht was van het blauw dat je niet
Tenzij dan bij Rubens en Angelo ziet
Hij maakte een vers met het bloed van z'n hart
En dat rijmde verschrikkelijk dikwijls op smart
Maar het eindigde altijd op lente
Daar dacht hij nu aan, nu hij haar zo zag gaan
En hij dacht bij zichzelf: tja, hoe spreek ik haar aan
Ik wed dat ze mij stante pede herkent
Ik nodig haar uit in een intieme tent
Het was wel niet mooi wat hij toen had gedaan
Hij had haar zo min of meer bruut laten staan
Het dorp had gelachen met haar, maar och kom
Soms doe je zoiets en je weet niet waarom
En dan maak je iets stuk in de lente
Hij zei wat ondeugend: Dag lieve mevrouw
Hoe gaat het met ons en hoe gaat het met jou
Hij vroeg: Ga je mee naar de Zanzibar-bar
Nog even als vroeger, och eventjes maar
En Lies keek verdrietig, ze liet zich maar doen
Tien jaar is zo lang en geen dertig miljoen
Kon haar doen vergeten wat er toen was geschied
Ze dacht er wel aan, maar ze zegde het niet
Ach, hoe mooi alles was in haar lente
Ze rookte onhandig aan haar sigaret
Hij praatte maar door van z'n baan en z'n flat
Hij had nu een vrouw, maar dat snapte ze wel
Dat was vast geen liefde met hoofdletter L
Ze dacht weer aan toen, aan dat blauw en dat groen
Maar ja, dat was nu toch niet meer te herdoen
Want wat hij van haar wou, oh daar hield ze niet van
Dat was dan precies een moderne roman
Misschien een mooie best-seller, maar een boek zonder lente