Kleinkunst: Het Dorp
Het Dorp
(Wim Sonneveld)
Thuis heb ik nog een ansichtkaart
waarop een kerk, een kar met paard,
een slagerij J. Vanderven.
Een kroeg, een juffrouw op de fiets,
het zegt u hoogstwaarschijnlijk niets,
maar het is waar ik geboren ben.
Dit dorp, ik weet nog hoe het was,
de boerenkinderen in de klas,
een kar die ratelt op de keien.
Het raadhuis met een pomp ervoor,
een zandweg tussen koren door,
het vee, de boerderijen.
En langs het tuinpad van mijn vader
zag ik de hoge bomen staan…
Ik was een kind en wist niet beter
dan dat het nooit voorbij zou gaan…
Wat leefden ze eenvoudig toen
in simpele huizen tussen groen
met boerenbloemen en een heg.
Maar blijkbaar leefden ze verkeerd:
het dorp is gemoderniseerd
en nou zijn ze op de goede weg.
Want ziet hoe rijk het leven is:
ze zien de televisiekwis
en wonen in betonnen dozen
met flink veel glas, dan kun je zien
hoe of het bankstel staat bij Mien
en d’r dressoir met plastic rozen.
En langs het tuinpad van mijn vader
zag ik de hoge bomen staan…
Ik was een kind en wist niet beter
dan dat het nooit voorbij zou gaan…
De dorpsjeugd klit wat bij elkaar
in minirok en beatlehaar
en joelt wat mee met beatmuziek.
Ik weet wel, ’t is hun goede recht,
de nieuwe tijd, net wat u zegt,
maar het maakt me wat melancholiek.
Ik heb hun vaders nog gekend,
ze kochten zouthout voor een cent;
ik zag hun moeders touwtjespringen…
Dat dorp van toen, het is voorbij;
dit is al wat er bleef voor mij:
een ansicht en herinneringen…
Toen ik langs het tuinpad van mijn vader
de hoge bomen nog zag staan
Ik was een kind, hoe kon ik weten
dat dat voorgoed voorbij zou gaan?