Kleinkunst: Hop Marlene

Hop Marlene
(Zjef Vanuytsel)
ze werkte in een bar als prima ballerina
waar ze zich voor iedereen en voor wat geld ontdeed
van haar zijden sluiers en van haar kanten leden
tot de laatste schaamte van haar dijen gleed
en alle duistere lieden die in dit oord vertoefden
keken ongenadig op haar heupen neer
en als ze dan meteen haar laatste greep uitvoerde
klapten z'in hun handjes en gilden keer op keer

van hop marlene, hop marlene
mooie buik en mooie benen
hop marlene hop marlene hop marlene hoi

maar als ze dan des morgens doodvermoeid naar huis ging
en ze zo wat zielig haar eenzaam bed opzocht
was er niemand meer die haar bewonderend nakeek
niemand die nog riep van hop marlene hop
alleen de brave vrouwen van hen die haar aanbaden
wezen haar venijnig met de vinger na
van kijk dat is dat meisje berucht om haar daden
't is een echte schande hoe kan zoiets bestaan

van foei marlene foei marlene
met je blote buik en benen
foei marlene foei marlene foei marlene foei

nu op zekere dag kwam het aan 's konings oren
die zoals de meesten van zijn rang en stand
zich uit puur verveling dikwijls gingen verstrooien
in een dergelijk kroegje, maar incognito dan
hij zag marlene dansen en sloeg in wilde vlammen
bij elke beweging die't lieve kind ook deed
hij raakte overstuurd omstrengelde zijn handjes
en ook aan zijn lippen ontsprong toen deze kreet

van hop marlene hop marlene
mooie buik en mooie benen
hop marlene hop marlene hop marlene hoi

hij heeft haar dan ook dadelijk tot zijn vrouw genomen
en gaf een grote optocht vol pracht en praal
en het ganse volk stond wuivend langs de straten
buigend voor marlene en haar koninklijk gewaad

van viva marlene viva marlene
met je koninklijke benen
viva marlene viva marlene viva marlene hoi
van hop marlene hop marlene
blauwe bloed en mooie benen
hop marlene hop marlene hop marlene hoi