Kleinkunst: Zomaar
Zomaar
(Jan Puimège)
Toen ik je kennen leerde
was je d'r eentje als zoveel
dan kwam de tijd dat ik jou begeerde
je werd een deel van mijn geheel
je werd een stukje promemorie
een deja-vu iets lang verwacht
een stuk verdriet en een stuk glorie
een stukje zwakte een stuk kracht
Want ik hou van jou, ik hou van jou ...
Mijn vrienden die voorspelden
eens gaat ze weg voorgoed
maar toen jij met vertelde,
alles komt wel goed,
dacht ik, als je me wil verlaten
zal ik je laten gaan
je niet proberen te bepraten,
ik kan jou best verstaan, want
Want ik hou van jou, ik hou van jou ...
'k Wou je niets laten beloven,
maar het doet wel pijn
te weten dat ik in jou ogen
niet de enige kan zijn
maar dan denk ik aan vroegere tijden
hoe ik zelf ben geweest
de meiden die we toen opvrijden,
die we beminden als een beest, maar nu
Want ik hou van jou, ik hou van jou ...
Toen ik gisteren zie dat ik ging slapen
kroop ik niet dadelijk in mijn bed
het gevoel dat jij achter hebt gelaten,
heb ik toen op papier gezet
en in het licht van de morgen,
als elke droom verdwijnt,
als de dagelijse rotzooi weer in je hoofd verschijnt
wil ik je nuchter laten weten
wat je me aandoet elke nacht
het is te moeilijk te vergeten
jij hebt me in je macht, want
Want ik hou van jou, ik hou van jou, ik hou van jou ...